vrij naar Jean de La Fontaine
Krekel is een muzikant, hij speelt vaak hele nachten
Hij houdt zijn poten lekker stijf, zodat ’t publiek zal smachten
Naar vervoering en vermaak, naar troost voor ’t slapen gaan
Krekel denkt: het lijkt wel niks, maar ’t is een hondenbaan
Want al mijn mooie noten, het levert weinig op
Slechts kruimels en wat restjes, het is een soort van strop
Dat nachtenlange spelen, wie zal het op waarde schatten
Mij redelijk belonen voor ‘t ontroeren van mijn jatten?
Zeg mier, je werkt altijd zo hard, je mag nu wel wat rusten
En zou je, languit in het gras, misschien een liedje lusten?
Muziek geeft nieuwe energie en hoop in barre tijden
Je kunt er je vermoeidheid en ellende mee bestrijden
Dat mag zo zijn, sprak mier kordaat, maar ik ben niet van plan
Te dansen naar jouw pijpen en ik raak niet in de ban
Van liedjes of verhalen, dat is mij om het even
Werken moet je, net als ik, om goed te kunnen leven
Dat doe ik al, zei krekel zacht, mijn spel is steeds vol vuur
Ik schud het ook niet uit mijn poot, al zijn de vruchten zuur
‘k Heb geen pensioen, geen WAO, ik ben een ZZP-er
Da’s jammer nou, antwoordde mier, dan word je een plebejer
Ach beste mier, wees toch loyaal en wil me bijstand geven
Door corona en lockdown heb ik nu echt geen leven
Mijn kunsten zijn wellicht vitaal, mijn spel beroert de harten
Hoor Mattheüs’ passie en beween de man van smarten
Strijk over je mierenhart, dan zal ik mijn poten strijken
Dan zijn we in bedrijvigheid en nut elkaars gelijken
Ik dacht het niet, zei mier beslist, je bent een slimme prater
Zuinigheid is mijn parool, ik heb geen geld als water
Zoek een baan als iedereen, als je graag wilt eten
En in je vrije tijd mag je heus wel kunst’naar heten
Maar leven van de kunst, dat is toch voer voor dwazen?
Wanneer je honger hebt, ga dan maar lekker grazen
Dank voor de tip, mijn beste mier, da’s beter dan te graaien
Of zoete broodjes bakken om de geldwolven te paaien
Maar zonder kunst is alles flets, het volk wil brood én spelen
Dus jij mag nu als domme gans je stierlijk gaan vervelen
Gottfrid van Eck
Utrecht, 5 mei 2020