Tekst: Marieke van Willigen, foto: privéarchief Beate Volker
Hoe zit dat met vriendschappen van volwassenen? Daar was weinig onderzoek naar gedaan, tot Beate Volker het terrein ontdekte. Ze is er professor in geworden, want, zag ze, de microcohesie van vriendschappen vormt het weefsel van de samenleving. Met PUP deelde ze negen inzichten.
Inzicht 1 Laat tegenslag je niet weerhouden van je pad
“Ik kom uit het kleine plaatsje Bensheim, gelegen tussen Frankfurt en Heidelberg. Het is een mooie, heuvelachtige streek waar in de lente de amandelbomen bloeien. Mijn moeder was huisvrouw, maar ze was heel ambitieus. Al had ze geen eindexamen gedaan, toch deed ze alles wat er in haar mogelijkheden lag om zich te ontwikkelen. Ze volgde allerlei cursussen. Dat heb ik van haar geleerd, dat je ambitieus moet zijn en je niet moet neerleggen bij de situatie. Mijn vader kwam uit een arbeidersmilieu waar nooit geld was. Hij groeide op in een tijd met enorme werkloosheid, want hij werd geboren in de jaren twintig. Toen was er de oorlog, gelukkig was hij te jong om daar een rol in te spelen. Hij is ingenieur geworden, technisch tekenaar. Alles op eigen kracht, tijdens de wederopbouw.”
Inzicht 2 Een dorpsgemeenschap geeft veiligheid en beklemming tegelijk
“Ik ben de derde uit een gezin van vier, ik heb twee zussen en een broer. We groeiden op in het kleine katholieke dorp Bensheim. Het dorp heeft me op een bepaalde manier gevormd. In een dorp doet iedereen dezelfde dingen op dezelfde manier, en ze vinden hetzelfde. Maar als iedereen hetzelfde vindt, denk ik: Is dat wel zo? Waarom? Is dit het dan? Ik begon boeken te lezen. Aan de andere kant bood het dorp ook veiligheid. Ik had een kliek met vrienden die op alle momenten bij elkaar kon binnenvallen. We praatten hele nachten over allerlei onderwerpen. Over de DDR en over het klimaat. We dronken zwarte Oolong- of Assamthee en draaiden Pink Floyd en Miles Davis. Een peergroep waarmee je bezig was met hoe je je moest verhouden tot de wereld om je heen. Het was mooi en intens.”
Inzicht 3 God valt niet te rijmen met sociale descohesie
“Mijn grootouders woonden een paar huizen verderop. Ze waren belangrijk voor ons. Mijn oma zei altijd: ‘Ik wil geen lange lijdensweg, ik wil gewoon in één klap dood.’ Dat is zo gebeurd. Ze was een wandeling aan het maken met mijn opa, toen een dronken man ze met een auto doodreed. Allebei, op slag. Ze waren nog helemaal niet zo oud, in de zestig. Toen zij stierven, viel er een gat. Mijn geloof in God begon toen te wankelen. Dit is niet goed, God, dit klopt niet, dacht ik. De twijfel zette door. In de katholieke kerk draait alles om gemeenschap, maar ik dacht: Hoe kun je een gemeenschap vormen als je niet toelaat wie anders is of afwijkt? Ik ging lezen, bijvoorbeeld over Galileo en de heksenvervolging. Dat is niet o.k., dacht ik. Misschien is deze twijfel wel de basis geweest voor mijn latere onderzoek, de zoektocht naar de fundamenten van cohesie. Inmiddels geloof ik niet meer in God. Soms brand ik een kaarsje voor iemand, in de Domkerk. Maar de afstand tot geloof is toen ingezet en niet meer weg gegaan.”
Inzicht 4 Mannen hebben ook iets te zeggen
“Ik had altijd op een meisjesschool gezeten, een nonnenschool. Toen ik in Heidelberg psychologie ging studeren, ging er een wereld voor me open. Er studeerden ook jongens, ik kreeg voor het eerst mannelijke studiegenoten. Om op die manier met mannen om te gaan, had ik nog niet eerder meegemaakt. Jongens, daar kon je mee flirten, meer kon je er niet mee. In tegenstelling tot meisjes, dat waren je vriendinnen, daar kon je mee reflecteren en nadenken. Meisjes hadden iets te melden. Tijdens mijn studie kwam ik erachter dat je mannen anders kon zien, Het was toentertijd weliswaar een men’s world, de leidinggevende posities werden voornamelijk bekleed door mannen. Maar mannen hadden los daarvan iets te melden, net als vrouwen. Het was destijds een nieuw gezichtspunt voor mij.”
Inzicht 5 De Nederlandse organisatiedrang werkt door in sociale contacten
“Ik ben naar Nederland gekomen omdat een dorpsgenoot uit Bensheim naar Leiden ging om daar te studeren. Hij werd trouwens later mijn man, we zijn inmiddels ook weer gescheiden. Ik wilde wel mee, weg uit het kleine dorp, mijn horizon verbreden. En ik hoefde alleen nog maar mijn thesis te schrijven, dat kon net zo goed in Leiden. Ik kwam er achter hoe georganiseerd Nederland was, en vooral hoe dat doorwerkte in de sociale cultuur. Als ik ergens ging hospiteren, moest ik altijd uitleggen waarom ik naar Nederland was gekomen. Via een uitwisselingsprogramma? Werk, familie? Als je geen andere reden had dan alleen je horizon verbreden, zoals ik, werd dat maar nauwelijks begrepen. Ik vond dat zelf moeilijk, jezelf steeds te moeten verdedigen, terwijl je gewoon je hart had gevolgd. Het was daardoor in het begin lastig om aansluiting te vinden. “
Inzicht 6 Een mens heeft een basishoeveelheid liefde nodig.
“Ik denk dat ouders vroeger gemiddeld minder aandacht voor hun kinderen hadden dan nu. Of dat zo’n ramp is, weet ik niet. Niet als ik aan mijn eigen jeugd denk. Een mens heeft een basishoeveelheid liefde nodig van thuis, en die heb ik zeker gekregen. Als je die basishoeveelheid liefde hebt gehad, dan komt het meestal wel goed. Het gaat erom dat je gezien werd en wordt. Een kind moet vanaf het begin het gevoel hebben dat het er mag zijn. Ik denk dat het huidige onderwijs ook daarin is verbeterd. Je thuisbasis en de samenleving zelf, hebben beide zeker invloed op de vriendschappen die je later aangaat. Het zet een stempel op verwachtingen die je hebt, en ook hoe je omgaat met afwijzing.”
Inzicht 7 Oude vriendschappen voelen het veiligst
“Ik had niet zo’n zin om verder te gaan in klinische psychologie, daar ben ik te ongeduldig voor. Hoewel psychologie een geweldige studie is, iedereen zou het minimaal een jaar moeten studeren in zijn leven. Ik kreeg een promotieplek in Utrecht en wilde iets bestuderen dat te maken heeft met sociale cohesie. Relaties zijn al veel bestudeerd, net als ouder-kindverhoudingen, families, broers en zussen. Maar vriendschappen van volwassenen gek genoeg veel minder. Ik vind het nog steeds een ontzettend interessant terrein. Het grappige is dat iedereen van zijn eigen vrienden zegt dat die totaal anders zijn dan zichzelf, maar dat dit in werkelijkheid niet zo is. Vrienden lijken vaak op elkaar, ook als het gaat om het wel of geen kinderen hebben, burgerlijke staat, leeftijd, etniciteit en of geloof (zie kader). Het is gek, maar als ik zelf écht een vriend nodig zou hebben, zou ik denk ik toch terugvallen op vrienden die ik al heel lang ken, van vroeger. Qua intensiteit spreek ik die vrienden niet eens zo vaak. Maar je weet van elkaars bodem, dat voelt veilig. Overigens heb ik hier in Nederland ook supergoede vrienden die dicht bij me staan.”
Inzicht 8 Vrouwenvriendschappen zijn omvattender dan mannenvriendschappen
“Mannen- en vrouwenvriendschappen zijn anders. Er heerst daar een clichébeeld over, maar dat cliché klopt helaas nog steeds. Mannenvriendschappen gaan vaak over dingen doen, niet zelden in clubjes. Vrouwen hebben rondere vriendschappen, waarin ze veel delen en over veel reflecteren. Tijdens de lockdown kwamen die verschillen opnieuw aan het licht. Vrouwen wisten in de lockdown toch nog dingen te regelen met vriendinnen, samen wandelen of iets anders, mannen vielen in een groter gat, want hun gezamenlijke bezigheid viel weg. Mannen klaagden in die periode meer over eenzaamheidsgevoelens dan vrouwen, ik denk omdat ze zich meer losgezongen voelden van relaties. Vrouwen voelen zich van oudsher toch meer hoeder van relaties, ook in vriendschappen. Eigenlijk is het raar dat dit nog steeds zo is, ik heb er tot nu toe geen andere verklaring voor dan een sociaal-culturele. Ik verbaas me er keer op keer over dat deze patronen in onderzoeken terug blijven komen.“
Inzicht 9 Politiek heeft invloed op sociale cohesie en vriendschappen
“Vriendschap begint daar, waar de politiek ophoudt. Voor ons als groep mensen zijn er in de samenleving wetten en regels, om het goed met elkaar uit te houden. Maar sommige dingen kunnen niet opgelost worden vanuit een sociaal-politiek systeem. Dan worden vriendschappen belangrijk. In de DDR zag je hoe het politieke systeem invloed had op vriendschappen. Het was van levensbelang wie je kon vertrouwen en daarom koos je een groepje van drie, vier mensen die je echt toeliet. Je had altijd twee versies van een verhaal, de echte versie, of de ‘schone’ versie voor de buitenwereld, waar je niet mee opgepakt kon worden. Verder had je veel ruilcontacten. ‘Ik leen jou dit boek, als jij voor mij een kaartje voor die theatervoorstelling regelt.’ Je vriendennetwerk was een manier van overleven. Ik vind het beangstigend dat de coronamaatregelen door kunnen werken in vriendschappen, dat de vraag ‘Ben je wel of niet ingeënt?’ een rol kan spelen. We drijven op deze manier uit elkaar. Dat is kwalijk, want vriendschappen zijn een cruciaal microweefsel voor de cohesie in een samenleving.“
In gegevens in de sinds 1999 lopende Survey of the Social Networks of the Dutch ziet Beate Volker een paar patronen: Een mens heeft gemiddeld drie tot vier intieme vrienden en daaromheen een schil van zo’n vijftien vrienden. Die vriendenkring is dynamisch, soms verdwijnt iemand of wordt een vriendschap minder intens, soms wordt een vriendschap later weer aangehaald. Vrienden lijken vaak op elkaar. Een verklaring hiervoor kan zijn dat je vriendschappen veelal uit dezelfde kringen haalt, (bijvoorbeeld bepaalde café’s, kerk, studentenvereniging) en dat je elkaar beïnvloedt. Een intieme vriend is gemiddeld niet meer dan vijf jaar ouder of jonger.
Prof. Dr. Beate Volker (Bensheim 1963) is sociologe.Tot november vorig jaar was zij hoogleraar en voorzitter van de afdeling Sociale Geografie en Planning aan de Universiteit van Utrecht. Sinds november is zij directeur van Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR). “Interessant, omdat het juist in de criminaliteit mis is gegaan in cohesie en sociale netwerken.” Volker heeft twee jong-volwassen dochters.