In de stilte van de avond
dromen de lantaarns eeuwen
bij elkaar. Hun fluisterlicht
omfloerst de bomen, waaraan
de zomer volgedragen is –
en in de muren wonen echo’s,
die ik nu pas horen kan:
Over kinderhoofdjes ratelen
de koetsen – keukenmeiden,
kameniersters draven voor
mevrouw en voor meneer –
de subcultuur van herenhuizen –
en in de eetzaal zit men
met het zilver aan ’t diner.
Oude Nieuwegracht,
in je muren hoor ik nog
de echo’s, als ik op
de stilte wacht.
Oeke Kruythof