Geloof is volgens de gangbare definitie ‘vertrouwen zonder bewijs’. Liselotte van Eck, masterstudent Linguïstiek, weet niet zeker of ze gelooft. Het valt haar wel op, dat taal is doorspekt van gelovige woorden. Voor PUP speurt ze naar de sporen van geloof in onze taal.
Geloof in taal: Beleving, een woord vol verwarring
Door Liselotte van Eck
Deze week verscheen in De Nuk een artikel over de rebranding van een vertrouwd evenement in Utrechts tuincentrum Steck, pionier van de kerstshows. “Van traditionele Kerstshow naar feestelijke winterbeleving”, schrijft de redactie. Ik ruik de glühwein al.
be·le·ving (de; v; meervoud: belevingen)
Beleving komt van het werkwoord beleven, wat ervaren of meemaken betekent. Tot ongenoegen van taalpuristen is het woord een germanisme naar erleben, en heeft dus een paar decennia moeten wachten op een lemma in de Van Dale. Een tweede afgeleide van het werkwoord is belevenis. Verwarrend, dacht ik. Nou blijkt dit woorden koppel inderdaad in het Verwarwoordenboek te zijn opgenomen. Dat zegt: Belevenis is iets wat je ervaart, een beleving gaat over hoe je iets ervaart.
Winterbelevenis of winterbeleving?
Als een service een belevenis (of experience, even erg) wordt genoemd ben ik altijd een beetje op mijn hoede. Wat ga ik dan allemaal beleven als ik kerstversiering kom kopen? Blijkbaar is alleen een dienst verlenen of product verkopen niet genoeg, alle zintuigen van de klant moeten geprikkeld worden. In eerste instantie is dit wat ik las in kop van de Nuk: een winterbelevenis, in plaats van beleving.
Dooddoener
Bij ‘beleving’ heb ik andere associaties. Het is bijvoorbeeld een handige om discussies mee dood te slaan: “Dat is jouw beleving” oftewel “Dat is niet mijn beleving”. Zo kan je eigenlijk alles reduceren tot een kwestie van subjectiviteit.
Een concreter voorbeeld is tijdsbeleving: je hebt het gevoel dat iets al uren duurt, terwijl in feite een paar minuten zijn verstreken. In theorie kan beleving volledig overeenkomen met de feiten, maar het woord wordt vooral gebruikt om een discrepantie tussen de twee aan te merken.
Geloofsbeleving
Als we geloof definiëren als vertrouwen zonder bewijs, denk ik dat geloven naast een besluit ook een beleving moet zijn. Waar komt anders dat vertrouwen vandaan? In de context van religie gaat dat dus over de waarneming van het goddelijke, of zoiets. Voor de één is dat gebed, voor de ander een ochtendwandeling in het park. Mijn oma zag het neerdwarrelen van een herfstblaadje als een knipoog van God. Die perceptuele ervaring deel ik met haar, alleen verbindt zij er een spirituele betekenis aan.
Avontuur
Met bovenstaande in gedachte krijgt de kop van de Nuk een andere toon. Door te kiezen voor het woord beleving doet de schrijver soort belofte over hoe je de belevenis zal beleven. Maar hoe je iets beleeft per definitie aan de belever, toch? Je kan iemand een ervaring, avontuur of belevenis beloven, niet een beleving. Na het lezen van het artikel denk ik niet dat het zo bedoeld was. Ik vermoed dat de schrijver, net als ikzelf, ten prooi is gevallen aan de verwarring en “winterbelevenis” had willen schrijven.